+31(0)884321888
[javascript protected email address]
Het instellen van een antidumpingheffing
Altijd overzicht?
Werk efficiënt vanuit een bedrijfsaccount.
Altijd de juiste documenten?
Je hoeft geen expert te zijn, die kennis hebben wij!
Zeker weten dat het goed is?
Wij doen graag een extra kwaliteitscheck!

Het instellen van een antidumpingheffing

Zeer frequent worden door de Europese Unie antidumping onderzoeken aangekondigd en niet zelden leiden deze tot een definitief antidumpingrecht. Rechten die vaak vele tientallen procenten hoog kunnen zijn. In deze douanetip wordt gekeken naar de mogelijke gevolgen en risico’s van het opleggen van een antidumpingrecht voor zowel de expediteur als voor de importeur.

Antidumpingrechten

Antidumpingrechten zijn zogenoemde heffingen van gelijke werking en behoren daarmee tot de rechten bij invoer (artikel 4 lid 10 CDW). Voordat een definitief antidumpingrecht wordt ingesteld, wordt door de Europese Commissie een onderzoek ingesteld naar de vermeende dumping. Een dergelijk onderzoek kan maximaal 15 maanden duren. In de onderzoeksperiode kan een zogenoemd voorlopig antidumpingrecht worden ingesteld. Dit recht wordt vervolgens definitief verschuldigd op het moment dat een definitief antidumpingrecht wordt vastgesteld.
In de regel begint een onderzoek op basis van een klacht van een (Europese) producent of bedrijfstak. Aanvullend of vooruitlopend op een voorlopig antidumpingrecht, kan de Europese Commissie een registratieplicht instellen van de goederen die onderwerp van het onderzoek zijn. Deze registratie maakt het mogelijk om na het instellen van een voorlopig antidumpingrecht met terugwerkende kracht een navordering op te leggen voor antidumpingrechten. De mogelijkheid om met terugwerkende kracht na te vorderen bestaat dus alleen wanneer er ook een registratieplicht gold. De termijn om met terugwerkende kracht te boeken is overigens beperkt tot 90 dagen voorafgaand aan het instellen van het voorlopige antidumpingrecht.

Risico’s voor importeurs en/of expediteurs

Het vorenstaande betekent dat voorafgaand aan het instellen van een definitief antidumpingrecht er een situatie kan ontstaan waarbij al rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat in de toekomst een antidumpingrecht verschuldigd wordt. Het gevolg is dat men voorafgaand aan het definitief vaststellen van een antidumpingrecht al een aanzienlijk financieel risico kan lopen. Het is dus zaak voor importeurs en douane-expediteurs om blijvend onderzoek te doen naar een aankondiging tot het instellen van een onderzoek naar dumping en het vervolg van dit onderzoek. Het komt bij dit soort onderzoeken regelmatig voor dat de Europese Commissie aankondigt dat zij een registratieverplichting gaat instellen voorafgaand aan het instellen van een voorlopig antidumpingrecht. Dit betekent dat de aangever vanaf het moment van het ingaan van de registratieplicht er rekening mee moet houden dat er mogelijkerwijs met terugwerkende kracht antidumpingrechten moeten worden betaald. Een douane-expediteur zal, ter voorkoming van een UTB, in de normale situatie er voor kiezen om als direct vertegenwoordiger van zijn opdrachtgever de aangifte te verzorgen zodat eventuele navorderingen rechtstreeks bij de opdrachtgever zullen worden verhaald.

Ervan uitgaand dat de expediteur zorg draagt voor een rechtsgeldige volmacht, zal hij in beginsel niet als medeschuldenaar worden aangewezen. In het geval van een opdracht van een niet in de EU-gevestigde opdrachtgever, is het raadzaam om, indien de registratieplicht gaat gelden, volledige zekerheid voor het mogelijk te betalen antidumpingrecht van de opdrachtgever te eisen.

Aangehouden verificatie en antidumpingrechten

De directe vertegenwoordiging bevat echter een schijnveiligheid voor de vertegenwoordiger. Gedurende de periode dat een aangifte de status “aangehouden verificatie” heeft, is de aangever via de door hem gestelde borg aansprakelijk voor de mogelijke douaneschuld. Dat is op zichzelf geen specifiek risico voor antidumpingrechten, het is een risico dat hoort bij het vak van douane-expediteur. Wanneer er echter sprake is van een voorlopig antidumpingrecht, zal de Douane automatisch de aangifte aanhouden voor verificatie. Gedurende die periode staat de expediteur met zijn borg garant voor de douaneschuld. Indien het antidumpingrecht daadwerkelijk moet worden betaald, zal de Douane dus zo nodig de expediteur aanspreken. Daar komt nog bij dat in het geval van een voorlopig antidumpingrecht, de borg minimaal de hoogte moet hebben van het totaal van de voorlopige antidumpingrechten.
In het geval van een ingesteld dumpingonderzoek en een registratieplicht, betekent dit dat ook de mogelijkheid bestaat dat met terugwerkende kracht een antidumpingrecht wordt opgelegd. Daar geldt naar onze mening het bovenstaande eveneens voor.

Mogelijke oplossingen

Het bovenstaande is natuurlijk een typisch “recipe for disaster” in de logistieke keten. Als pas na enkele maanden een douaneschuld wordt geboekt en medegedeeld, die dan ook nog immens is, zal degene die eigenlijk voor de betaling zorg zou moeten dragen niet snel meer vrijwillig daartoe overgaan. Het is dus zaak om dit op voorhand goed te regelen en contractueel vast te leggen hoe met de antidumpingrechten wordt omgegaan. Ons advies is daarbij als expediteur alle zorgvuldigheid te betrachten en de regelgeving en aankondigingen van de Europese Commissie in dit kader nauwgezet te volgen zodat de opdrachtgever niet voor verrassingen komt te staan. De opdrachtgever / importeur dient op zijn beurt bedacht te zijn op de potentiële risico’s en op eerste verzoek van de expediteur zekerheid te stellen voor de eventueel op te leggen antidumpingrechten, in ieder geval gedurende de periode van de aangehouden verificatie.

Conclusie

Tegenwoordig wordt regelmatig een antidumpingrecht opgelegd. Een recht dat vele tientallen procenten hoog kan zijn. Voorafgaand aan het instellen van een definitief antidumpingrecht, wordt vaak een registratieverplichting ingesteld. Op dat moment is het van groot belang dat de aangever (expediteur) en de importeur met elkaar van gedachten wisselen over de wijze waarop een en ander in goede banen kan worden geleid. Uit onze praktijk blijkt dat het nog al eens voorkomt dat met name de importeurs verrast worden door een op enig moment ingesteld antidumpingrecht terwijl de expediteur daar bij het doen van de aangiften (door bijvoorbeeld de registratieplicht) al van op de hoogte was.

Bron: Customsknowledge

22 aug. 2014 at 08:30